Overslaan en naar de inhoud gaan

Cassatie verduidelijkt het initiatiefrecht van de syndicus met betrekking tot de invordering van bijdragen in de lasten van de mede-eigendom

Deze pagina delen

  • De syndicus is als orgaan van de vereniging van mede-eigenaars (de VME) bevoegd om de VME als procespartij in rechte te vertegenwoordigen. Dergelijke vertegenwoordigingsbevoegdheid is evenwel te onderscheiden van het initiatiefrecht van de syndicus.
  • De syndicus – ongeacht de bevoegdheid die hem door het reglement van mede-eigendom wordt toegekend –  heeft krachtens artikel 577-8, §4, 3°, 5° en 6° (oud) Burgerlijk Wetboek[1] de opdracht om beslissingen genomen door de algemene vergadering van de VME uit te (laten) voeren, het vermogen van de VME te beheren en de VME te vertegenwoordigen. 
  • In haar arrest van 19 maart 2021 verduidelijkt het Hof van Cassatie dat hieruit volgt dat: 
    1. de syndicus gemachtigd is een procedure tot betaling van voorschotten en achterstallen van lasten van de mede-eigendom in te stellen, zonder dat de syndicus daartoe een voorafgaande toestemming of a posteriori bekrachtiging van de algemene vergadering van de VME dient te verkrijgen; en
    2. de syndicus ook zonder toestemming of bekrachtiging hoger beroep mag instellen tegen een vonnis waarbij die vordering geheel dan wel gedeeltelijk werd afgewezen;
  • Om iedere discussie te vermijden omtrent de omvang van het initiatiefrecht van de syndicus, kan de VME reeds bij de benoeming van de syndicus een volmacht toekennen aan deze laatste, teneinde hem te machtigen om alle gerechtelijke handelingen te stellen voor een welbepaalde vordering (bv. de invordering van lasten van de mede-eigendom, of geschillen waarvan de waarde een bepaald bedrag niet overschrijdt).