
Hugo Keulers
Verzekeringen en herverzekeringen
Handelsrecht
Geschillenbeslechting
Energie
Ondernemingsstrafrecht
hugo.keulers@lydian.be
Verzekeraars combineren doorgaans verschillende soorten clausules en technieken om de dekking te omschrijven. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen een positieve omschrijving van de dekking (“deze overeenkomst dekt schade aan of verlies van auto X en de inhoud ervan op basis van een alle-risico's-dekking”), een negatieve omschrijving van de dekking (“behalve voor schade aan juwelen in de auto”) en vervalbedingen (“behalve indien het verlies wordt veroorzaakt doordat de verzekerde de auto onbewaakt en niet op slot achterlaat”).
Vervalbedingen bestraffen de verzekerde voor risicovol gedrag door de verzekeraar de mogelijkheid te bieden om de dekking voor de daaruit voortvloeiende schade te weigeren. Verzekeraars beroepen zich vaak op deze bedingen. Verzekerden verzetten zich regelmatig tegen de toepassing ervan. Dit maakt hen een van de voornaamste bronnen van verzekeringsgeschillen.
Voor de meeste Belgische verzekeringsovereenkomsten, moeten vervalbedingen voldoen aan artikel 65 van de Belgische Verzekeringswet. Dit artikel beoogt de verzekerde te beschermen door de volgende regels op te leggen:
Niet alle vragen met betrekking tot vervalbedingen worden echter duidelijk beantwoord door de Verzekeringswet. Dit verklaart waarom het Belgische Hof van Cassatie regelmatig tussenbeide komt om andere aspecten van deze essentiële bedingen te verduidelijken. Dit gebeurde onlangs twee keer.
Het arrest van het Hof van Cassatie van 10 maart 2025 betrof de verhouding tussen artikel 65 van de Verzekeringswet (in het bijzonder de vereiste van bepaaldheid) en artikel 62, tweede lid van de Verzekeringswet, dat het volgende bepaalt:
Het geschil had betrekking op de diefstal van een voertuig dat niet slotvast was achtergelaten op de oprit van een huis, met de sleutels op de bestuurdersstoel. De bestuurder was haar dochter binnen gaan oppikken om te vertrekken naar een afspraak. Bij terugkeer bleek het voertuig gestolen. De verzekeringsovereenkomst voorzag in een verval van dekking in geval van “diefstal wanneer men niet de essentiële voorzorgsmaatregelen heeft genomen (bv. deuren of koffer niet op slot […] sleutels […] in het voertuig).” De verzekeraar had zich voor de feitenrechter met succes op dit vervalbeding beroepen.
Voor het Hof van Cassatie stelde de verzekerde dat uit een gecombineerde lezing van artikel 65 en 62, tweede lid van de Verzekeringswet volgde dat alleen vervalbedingen voor gevallen van grove schuld volgens Belgisch recht toelaatbaar zijn.
Het Belgische Hof van Cassatie verwierp dit argument in duidelijke bewoordingen en stelde dat
Bovenstaande uitspraak bevestigt dat vervalbedingen voor gevallen van gewone onzorgvuldigheid toegestaan blijven, mits zij voldoende specifiek zijn omschreven en mits de verzekeraar het oorzakelijk verband tussen de schending van de aan de verzekerde opgelegde specifieke verplichting en het schadegeval aantoont. Deze uitspraak zal ongetwijfeld worden verwelkomd door verzekeraars, die anders een groot deel van hun vervalbedingen ongeldig zouden hebben zien worden.
Het arrest van 12 mei 2025 herbevestigt het standpunt van het Hof van Cassatie dat een verzekeraar zich enkel geldig kan beroepen op een vervalbeding wegens grove schuld jegens een verzekerde die persoonlijk de inbreuk heeft begaan. Met andere woorden, indien verzekerde A een verplichting schendt die leidt tot verval van dekking wegens grove schuld en indien die schending schade veroorzaakt aan een andere verzekerde B, kan de verzekeraar zich niet op deze schending door A beroepen om de dekking ten aanzien van B te weigeren. Deze redenering kan van groot belang zijn bij geschillen over de dekking van verzekeringen Alle Bouwplaats Risico's (ABR-verzekeringen), aangezien dit soort verzekeringsovereenkomst doorgaans veel verschillende partijen dekt.
Het geschil betrof de omniumverzekering van een voertuig dat een leasemaatschappij had geleased aan een kleine vennootschap. Deze vennootschap had het voertuig op haar beurt tegen materiële schade verzekerd bij de verzekeraar. Volgens de verzekeringsovereenkomst was niet alleen de vennootschap zelf, maar ook een andere persoon (vermoedelijk de eigenaar en bestuurder van de vennootschap) als verzekerde aangemerkt. Deze laatste veroorzaakte een ongeval terwijl hij onder invloed was van alcohol. Het voertuig was een total loss. Toen de vennootschap (die de leasemaatschappij moest vergoeden) de verzekeraar om dekking verzocht, weigerde deze op basis van een vervalbeding voor grove schuld, dat schade uitsloot “die het gevolg is van grove schuld van de verzekerde, bijvoorbeeld wanneer de bestuurder die het ongeval heeft veroorzaakt, een alcoholpromillage van meer dan 0,8 gram per liter bloed heeft of in dronken toestand verkeert”. De eerste rechter paste deze bepaling toe en stelde vast dat de verzekeraar met voldoende zekerheid had aangetoond dat de bestuurder op het moment van het ongeval dronken was.
Het Hof van Cassatie verwierp de uitspraak van de feitenrechter en wees erop dat de rechtbank niet (in de feiten) had bevestigd dat er een grove schuld was begaan door de verzekerde die aanspraak maakte op dekking (namelijk de vennootschap in plaats van de bestuurder van de vennootschap). In de gegeven omstandigheden kon de rechtbank dus, juridisch gezien, niet rechtsgeldig concluderen tot een verval van dekking wegens grove schuld. Volgens het Hof van Cassatie had de eerste rechter haar afwijzing van de vordering van de verzekerde niet naar recht gemotiveerd.
Dit arrest zal ongetwijfeld een opluchting zijn voor de vele Belgische ondernemingen die hun werknemers bedrijfswagens ter beschikking stellen via een leasingovereenkomst. Omgekeerd is het voor verzekeraars belangrijk om te weten dat zij nog steeds de werkgever-verzekeringnemer moeten vergoeden in geval van verlies van de wagen door grove schuld van een werknemer. Zelfs in gevallen waar er een zeer nauwe band bestaat tussen de verzekerden (zoals de band tussen een aandeelhouder/bestuurder en een vennootschap), moet de verzekeraar aantonen, en de rechtbank bevestigen, dat de verzekerde die de dekking vordert (de vennootschap) zelf grove schuld heeft begaan.
De Belgische Verzekeringswet beschermt verzekeringnemers en verzekerden. Deze bescherming wordt dikwijls verder versterkt door rechtspraak die niet altijd in het voordeel van verzekeraars is. Dit blijkt onder meer uit de rechtspraak van het Belgische Hof van Cassatie over vervalbedingen. Het Hof van Cassatie sanctioneert regelmatig de vereiste van bepaaldheid en het persoonlijke karakter van het verval van dekking. Zelfs binnen dat algemene kader zijn er echter grenzen. Het Hof van Cassatie gaat niet zo ver dat het onderscheid tussen artikel 62, tweede lid van de Verzekeringswet (over grove schuld) enerzijds en artikel 65 van de Verzekeringswet (over vervalbedingen) anderzijds, volledig vervaagt. Vervalbedingen voor gevallen van gewone onzorgvuldigheid blijven namelijk mogelijk, mits zij voldoende specifiek in de polis zijn vastgelegd.
Aarzel niet om contact met ons op te nemen indien u hierover meer informatie wenst.
Verzekeringen en herverzekeringen
Handelsrecht
Geschillenbeslechting
Energie
Ondernemingsstrafrecht
hugo.keulers@lydian.be
Verzekeringen en herverzekeringen
Handelsrecht
Geschillenbeslechting
Gereguleerde markten en marktregulatoren
Gezondheid
Lichamelijke schade
sandra.lodewijckx@lydian.be