Overslaan en naar de inhoud gaan

Lichamelijke schade

Deze pagina delen

Aandachtsgebieden

In het Belgisch aansprakelijkheidsrecht heerst het principe van de integrale schadevergoeding en van het objectief herstel. 

De integrale vergoeding van lichamelijke schade houdt in dat alle geleden schade voor vergoeding in aanmerking komt. Om tot een schadevergoeding te komen, dient er aldus een vergelijking te worden gemaakt tussen de huidige toestand van de schadelijdende partij en de hypothetische toestand waarin de schadelijdende partij zich zou hebben bevonden indien het schadegeval zich niet zou hebben voorgedaan. 

Het objectief herstel impliceert dat de schade concreet dient te worden begroot, tenzij dit niet mogelijk zou zijn. In beginsel dient aldus enkel het negatieve verschil tussen voormelde twee toestanden – namelijk de huidige toestand en de hypothetische toestand – te worden “hersteld”. Indien dergelijk herstel evenwel niet mogelijk zou zijn, wordt in tweede instantie – hetgeen in de praktijk de voorkeur geniet – de lichamelijke schade op zich begroot en vergoed. 

Uit het integraal objectief herstel volgt aldus dat alle lichamelijke schade wordt vergoed, maar niet meer dan dat.

    Wanneer men spreekt over lichamelijke schade, impliceert dit enkel de schade waarvoor een derde partij aansprakelijk is of waarvoor men zich verzekerd heeft. Afhankelijk van de grondslag waaruit het recht op schadevergoeding voortvloeit (gaat het om een arbeidsongeval, een verkeersongeval …), zal al dan niet alle lichamelijke schade voor vergoeding in aanmerking komen. 

    Indien de schadelijdende partij recht heeft op een schadevergoeding op basis van het Belgisch aansprakelijkheidsrecht, geldt het algemeen principe van de integrale schadevergoeding. Onder voorbehoud van het bewijs van een fout, van schade en van een causaal verband heeft de schadelijdende partij recht op een vergoeding van de gehele geleden schade (zowel de materiële schade als de morele schade). Mogelijkerwijze is er in voorkomend geval ook een tussenkomst van een aansprakelijkheidsverzekering die veelal een bepaalde dekking voor aansprakelijkheid van lichamelijke schade zal voorzien.

    De schadevergoeding kan eveneens voortvloeien uit een verzekering waaronder de schadelijdende partij verzekerd is. Voorbeelden hiervan zijn een arbeidsongevallenverzekering, een persoonlijke ongevallenverzekering, een verzekering aangaande gewaarborgd inkomen en dergelijke meer. De vergoeding kan eveneens voortvloeien uit de toepassing van een automatische vergoedingsregeling. Het meest bekende voorbeeld hiervan is de vergoedingsregeling voor zwakke weggebruikers zoals opgenomen in artikel 29bis van de Belgische WAM-wet.

      Uit de algemene regel van de integrale schadevergoeding en het objectief herstel vloeit voort dat de lichamelijke schade in beginsel in concreto wordt begroot. In de eerste plaats dient de schadelijdende partij dan ook op basis van stukken de geleden schade te bewijzen.

      Wanneer een nauwkeurige evaluatie van de geleden schade echter niet tot de mogelijkheden behoort, kan de lichamelijke schade in abstracto worden begroot aan de hand van forfaitaire vergoedingen.

      De begroting van lichamelijke schade gebeurt in de praktijk vaak door middel van de Indicatieve Tabel

      De Indicatieve Tabel bestaat uit niet-bindende afspraken, dewelke als soft law een indicatie kunnen vormen bij de beoordeling door een rechtbank. De Indicatieve Tabel wijkt af van de klassieke indeling van lichamelijke schade en onderscheidt drie soorten van ongeschiktheden: persoonlijk (extrapatrimoniaal), economisch en huishoudelijk.

      De persoonlijke ongeschiktheid heeft betrekking op de niet-economisch waardeerbare gevolgen van de aantasting van de fysieke en psychische integriteit van de schadelijdende partij in het dagelijkse leven.

      De economische ongeschiktheid (ook wel de arbeidsongeschiktheid genoemd) bestaat uit het geheel van de gevolgen van de aantasting van de fysieke en psychische integriteit van de schadelijdende partij op de handelingen in het professioneel leven, met inbegrip van de aantasting van de concurrentiekracht van de schadelijdende partij op de arbeidsmarkt.

      Tot slot kan de huishoudelijke ongeschiktheid omschreven worden als de aantasting van het energetisch of functioneel potentieel van de schadelijdende partij met een economisch waardeerbare weerslag op zijn geschiktheid tot het vervullen van de huishoudelijke taken, dan wel de noodzaak tot het leveren van verhoogde inspanningen voor het vervullen van dergelijke taken.

      Indien bepaalde letsels niet onder één van de hierboven genoemde schadeposten vallen, worden deze onder de rubriek bijzondere schade geplaatst. Het gaat dan onder meer over pijn, esthetische schade, seksuele schade en genoegenschade.

      De begrotingswijze van voormelde schadeposten verschilt vervolgens naargelang de schade zich situeert onder de tijdelijke ongeschiktheid, dan wel onder de blijvende ongeschiktheid.

      De tijdelijke schade betreft de schade die de schadelijdende partij heeft geleden in de periode tussen het schadegeval en de consolidatiedatum (meer bepaald de datum waarop de schadelijdende partij volledig genezen is ofwel de datum waarop de ernst van het letsel niet meer zal wijzigen). Er zal in de regel een medische expertise (minnelijk of gerechtelijk) plaatsvinden, teneinde de lichamelijke letsels te evalueren en de consolidatiedatum te bepalen. 

      De begrotingswijze van de tijdelijke schadeposten geschiedt – overeenkomstig de Indicatieve Tabel – in concreto of op basis van een forfaitaire vergoeding. 

      Zo zal de schadelijdende partij in het kader van de economische ongeschiktheid steeds het verlies van inkomen in concreto dienen te bewijzen. De persoonlijke ongeschiktheid en de huishoudelijke ongeschiktheid worden dan weer vergoed op basis van een forfaitair basisbedrag per dag ongeschiktheid aan 100% en vervolgens pro rata.

      De begroting van de blijvende schade vormt een technische kwestie die een aanvang neemt vanaf de consolidatiedatum en die wordt bepaald aan de hand van de verschillende graden van ongeschiktheid (zoals uiteengezet in het kader van de medische expertise).

      Overeenkomstig de Indicatieve Tabel kan de blijvende schade op drie verschillende wijzen worden begroot en vergoed, namelijk door toekenning van een rente, door kapitalisatie of door toekenning van een forfaitaire vergoeding. Het komt toe aan de rechtbank om de omvang van de blijvende lichamelijke schade alsmede de begrotingswijze en het bedrag van de schadevergoeding te beoordelen.

      De rente is een wijze van vergoeding waarbij de schadelijdende partij voor de toekomst een maandelijks of periodiek bedrag ontvangt en wordt meestal toegepast in het kader van een ernstige blijvende ongeschiktheid.

      De kapitalisatie is de vergoedingswijze waarbij de werkelijke in de toekomst te lijden lichamelijke schade in één keer wordt begroot en vergoed. Deze wijze komt neer op de omzetting van de rente in een kapitaal voor de periode waarvoor een schadevergoeding na de rechterlijke uitspraak of de minnelijke regeling verschuldigd is. Uit de praktijk blijkt dat kapitalisatie voornamelijk wordt toegepast in geval van hogere graden van blijvende ongeschiktheid.

      Tot slot is de forfaitaire vergoeding de wijze van vergoeding bij uitstek in geval van geringe tot matige blijvende ongeschiktheid. De Indicatieve Tabel voorziet een tabel van vergoedingen aan de hand van de leeftijd van de schadelijdende partij die als eerste uitgangsbasis zal fungeren. Deze vergoedingen – dewelke evenwel nog kunnen worden aangepast in het licht van de concrete omstandigheden van het schadegeval – worden vervolgens vermenigvuldigd met de coëfficiënt van het percentage van blijvende ongeschiktheid in hoofde van de schadelijdende partij, zoals bepaald in het kader van de medische expertise.